<<< 10 september 2019 >>>
Bert Moerman – Niet dat het iets uitmaakt (2018)
De auteur legt uit aan het begin dat het leven bestaat uit een aaneenschakeling van gebeurtenissen die eigenlijk allemaal al vastliggen vanaf het begin. Toch is het leven niet voorspelbaar, daarvoor is het te ingewikkeld.
De auteur is de verteller van het verhaal, maar de ik-figuur wordt door de schrijver aangesproken als jij: “(…) je zat of de sofa. Je had honger.”
Dat creëert een afstand tot de werkelijkheid. Het leest soms als: je zou op de sofa gezeten kunnen hebben en honger gehad kunnen hebben .., Of niet.
Het boek wordt op de kaft als roman gepresenteerd, maar het spel tussen realiteit en fictie begint nog voor het eerste hoofdstuk. Op de bladzijde daarvoor staat: ”Dit is een waargebeurd verhaal.”
Dat jij-gebruik houdt de schrijver consequent vol, tot aan de laatste hoofdstuk (Het komt). Aan het einde van de eerste pagina van dat laatste hoofdstuk staat: “Ik was mijn handen en kijk in de spiegel. Ik zie mezelf. Dat moet jaren geleden zijn.” Alsof het allemaal nooit echt gebeurd is.