vorige pagina<<<p10>>>volgende pagina
Baldabiou kende al deze verhalen. Bovendien kende hij een legende die herhaaldelijk terugkeerde naar de verhalen over wie hij daar was geweest. Hij zei dat ze op dat eiland de mooiste zijde ter wereld produceerden. Ze deden dit al meer dan duizend jaar, volgens riten en geheimen die een mystieke nauwkeurigheid hadden bereikt. Wat Baldabiou dacht was dat het geen legende was, maar de pure en simpele waarheid. Hij had ooit een sluier met Japanse zijden draad tussen zijn vingers vastgehouden. Het was alsof je niets in je vingers hield. Dus toen alles met dat verhaal van de pebrina en de zieke eieren naar de hel leek te gaan, dacht hij: Dat eiland zit vol met rupsen. Het is een eiland waar al tweehonderd jaar lang een Chinese koopman of een Engelse verzekeraar niet is aangekomen, het is een eiland waar nooit een ziekte zal aankomen. Hij dacht er niet alleen aan: hij zei het tegen alle zijdeproducenten van Lavilledieu, nadat hij ze had opgeroepen voor de koffie van Verdun. Geen van hen had van Japan gehoord. Moeten we de (hele) wereld oversteken (afreizen) om eieren te gaan kopen, zoals God beveelt, op een plek (in een land) waar als ze een buitenlander zien, hem ophangen? Ze hingen hem op, verduidelijkte Baldabiou. Ze wisten niet wat ze moesten denken. Aan iemand kwam in gedachten een bezwaar. Er zal een reden zijn als niemand ter wereld erover zou denken om de eieren daar te gaan kopen. Baldabiou kon bluffen, zich herinnerende dat er in de rest van de wereld geen andere Baldabiou was. Maar hij zei de dingen liever zoals ze waren. De Japanners hebben zich neergelegd bij het verkopen van hun zijde. Maar de eieren, die niet. Ze houden ze stevig vast. En als je ze van dat eiland probeert te krijgen, is wat je doet een misdaad. De zijdeproducenten van Lavilledieu waren min of meer heren en hadden nooit gedacht aan het overtreden van enige wet in hun land. Het idee om het aan de andere kant van de wereld te doen, was voor hen echter redelijk verstandig.
Baldabiou conosceva tutte queste storie. Sopratutto conosceva una leggenda che ripetutamente tornava nei raconti di chi, laggiὺ, era stato. Diceva che in quell’isola producevano la piὺ bella seta di mondo. Lo facevano da piὺ di mille anni, secondo riti e segreti che avevano raggiunto una mistica esattezza. Quel che Baldabiou pensava erache nin si tratasse di una leggenda, ma della pura e semplice verità. Una volta aveva tenuto tra le dita un velo tessuto con filo di seta giapponese. Era come tenere tra le dita il nulla. Così, quando tutto sembrò andare al diavolo per quella storia della pebrina edelle uova malate, quel che pensò fu: Quell’isola è piena di bachi. E un’isola in cui per duecento anni non è riuscito ad arrivare un mercante cinese o un assicuratore inglese, è un’isola in cui nessuna malattia arriverà mai. Non si limitò a pensarlo: lo disse a tutti i produttori di seta di Lavilledieu, dopo averli convocati al caffè di Verdun. Nessuno di loro aveva mai sentito parlare del Giappone. Dovremmo attraversare il mondo per andarci a comprare della uova come dio comanda in un posto in cuise vedono uno strabiero lo impiccano? “Lo impiccavano”, chiarì Baldabiou. Non sapevano cosa pensare. A qualcuno venne in mente un’obiezione. Ci sarà una ragione se nessuno al mondo ha pensato di andare a comprare le uova laggiὺ. Baldabiou poteva bluffare ricordando che nel resto del mondo non c’era nessun altro Baldabiou. Ma preferì dire le cose come stavano. I giapponesi si sono rassegnati a vendere la loro seta. Ma le uova, quelle no. Se le tengono strette. E se provi a portarle fuori da quell’isolam quel che fai è un crimine. I produttori di seta di Lavilledieu erano, chi piὺ chimeno, dei gentiluomini, e mai avrebbero pensato di infrangere una qualsiasi legge nel loro Paese. L’ipotesi di farlo dall’altra parte del mondo, tattavia, risultò loro ragionevolmente sensata.